Flexibel datamodel voor integraal datamanagement
Het flexibel datamodel van GeolinQ vormt de basis voor de integratie van de datamanagementketen. In de datamanagementketen fungeert het flexibel datamodel als het cement tussen de processen voor het inwinnen, verwerken en gebruiken van gegevens. Door het flexibel datamodel kan brondata uit verschillende databronnen eenvoudig met elkaar in verband worden gebracht en worden verwerkt tot informatieproducten. Brondata en informatieproducten kunnen eenvoudig via services naar applicaties en eindgebruikers worden ontsloten.
Volledig object georiënteerd
Het flexibel datamodel in GeolinQ is volledig object georiënteerd. De structuur van de gegevens die beheerd worden in een dataset en de metadata van de dataset worden gedefinieerd door klasse definities. De attributen van de klasse definities beschrijven de datastructuur en de metadata van de dataset. Klasse definities maken gebruik van overerving waardoor er verschillende typen objecten in één dataset kunnen worden opgeslagen.
Beheer van gegevens in datasets
In GeolinQ worden geografische en administratieve gegevens opgeslagen of ontsloten in datasets. In de GeolinQ zijn er drie soorten datasets beschikbaar:
- Puntdatasets voor rasters en puntenwolken
- Featuredatasets voor feature- of vectorgegevens
- Datasets voor administratieve gegevens
Rasters zijn gegevens opgeslagen in een regelmatige grid zoals bijvoorbeeld luchtfoto’s. Puntenwolken zijn individuele meetpunten op een willekeurige locatie zoals bijvoorbeeld LiDAR hoogte gegevens. Raster en puntenwolken worden tijdens de import automatisch onderverdeeld in tegels voor een goede performance op elk schaalniveau.
Feature of vectordata zijn gegevens met een geografische component (een geometrie) en attribuutwaarden. Administratieve gegevens zijn gegevens met attribuutwaarden zonder een geografische component. Feature en administratieve datasets kunnen worden gekoppeld met andere feature en administratieve datasets door het gebruik van referenties.
Mutaties en historische data
In GeolinQ kunnen mutaties en historische data worden vastgelegd in het flexibel datamodel. Historische data met mutaties kan in GeolinQ worden geïmporteerd in een dataset waarvoor een mutatiesleutel en historieattributen zoals mutatiedatum of start- en einddatum zijn geconfigureerd. Voor een dataset met mutaties worden automatisch alle wijzigingen die door gebruikers zijn doorgevoerd geregistreerd. Voor een dataset met mutaties kan de actuele situatie, de toestand op een gekozen datum en de historie van verwerkte mutaties worden getoond.
Informatieproducten samenstellen met viewdatasets
Met viewdatasets worden informatieproducten direct afgeleid van brondatasets met administratieve- en featuredata. Attributen van de viewdataset worden gekoppeld met de attributen van de brondataset via expressies. In de expressies kunnen functies worden toegepast voor bijvoorbeeld het berekenen van een buffer, oppervlakte of lengte van een geometrie. Via de referenties van een brondataset kunnen de attributen uit gerefereerde datasets eenvoudig worden toegepast in de expressies. Voor het filteren van de brondata kunnen ook conditionele expressies in de viewdataset worden opgenomen.
Door het groeperen van de attributen kan een draaitabel worden gedefinieerd in de viewdataset. Met een draaitabel kan brondata worden geaggregeerd met behulp van aggregatiefuncties voor bijvoorbeeld het sommeren, tellen, gemiddelde en standaard deviatie van attribuutwaarden.
Gegevens samenvoegen met uniondatasets
Datasets die dezelfde klasse definitie delen worden met uniondatasets samengevoegd tot één dataset. Alle datasets die dezelfde klasse definitie delen kunnen eenvoudig worden geselecteerd en worden samengevoegd in de uniondataset.
Datasets samenvoegen met de Seamless Point Surface (SPS)
Een dataverzameling van rasterdata zoals luchtfoto’s of dieptemetingen bestaat meestal uit vele overlappende datasets met een gedeeld metadata schema. Met het ‘Seamless Point Surface’ (SPS) kunnen de rasterdatasets worden samengevoegd tot één aaneengesloten dataset zonder overlap op basis een selectie en prioriteitsregels op basis van de meta data.
In de SPS dataset worden alleen de omhullenden van de brondatasets opgeslagen zodat de onderliggende punten of rasters van de brondatasets waaruit het SPS bestaat worden opgehaald als de SPS dataset wordt uitgevraagd. De punt- en rasterdata wordt dus niet redundant opgeslagen waardoor de overhead van een SPS miniem is en snel kan bijgewerkt met nieuwe brondatasets.
Afhankelijkheden tussen datasets
De SPS dataset, de viewdataset en de uniondataset zijn afhankelijk van de onderliggende brondatasets. In GeolinQ worden de afhankelijkheden tussen datasets (SPS dataset, viewdataset en uniondataset) vastgelegd en inzichtelijk voor de gebruiker. Indien onderliggende datasets van een SPS-, union- of viewdataset veranderen worden de afgeleide datasets automatisch door GeolinQ in dezelfde transactie bijgewerkt. Zodoende blijven de gegevens in het flexibele datamodel altijd consistent en actueel.
Ontdek de voordelen van ketenintegratie met het flexibel datamodel voor jouw organisatie